zaterdag 26 april 2014
VLUCHTELING - RÉFUGIÉS.
ONTKOMEN AAN OORLOGSGEWELD.
In 1945 op 2 juni werd ik geboren in het gemeente ziekenhuis van de stad Nevers, departement Nièvre, in Frankrijk en werd ik gelijktijdig een vluchteling.
Hoe was dit mogelijk?
WAT ZICH VOORAF AFSPEELDE!
Ik weet dit alleen uit vertellingen in de familie. In 1939 een jaar na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, waarin Nederland werd betrokken in mei 1940, werd mijn vader opgeroepen voor het vervullen van zijn militaire dienstplicht en volgde zijn opleiding in de Chasi Kaserne in Breda.
De beëdiging van de militairen vond plaats in november 1939 en werd mijn vader korperaal.
Op 10 mei 1940 brak voor Nederland de oorlog uit en schonden de Duitsers de neutraliteit door ons land binnen te vallen over land en vanuit de lucht. Zo maakte mijn vader zijn eerste gevechten mee tegen de indringer bij de vliegvelden Valkenburg en Ockenburg in Zuid-Holland.
Bij het bombardement van Rotterdam bleef het woonhuis van mijn grootouders, de ouders van mijn vader, maar net gespaard. De bommen vielen net op de hoek van de straat die uitkwam op de Schiedamseweg bij het Marconieplein.
Na de capitulatie van Nederland verliet mijn vader de militaire dienst en solliciteerde bij de haven waterpolitie in Rotterdam. Als tijdens zijn opleiding raakte hij in conflict met de bezetter en na het weigeren van een Duits geschoolde opleiding moest hij onderduiken. Zijn beide broers zaten reeds ondergedoken in Overijssel en het was mijn grootvader die met het idee kwam, dat ze je nooit zoeken in het hol van de leeuw.
Zo nam mijn vaders dienst als matroos op een van de sleepschepen van de Steenkool Handels Vereeniging, beter bekend als de Handels- en transport Maatschappij "Vulcaan".
Het Vulkaan duidde op de namen van schepen die allemaal vernoemd waren naar een vulkaan uit voormalig Nederlands Indië. Deze schepen onderhielden een dienst voor het vervoer van steenkolen van Rotterdam naar Basel.
In maart 1941 verloofden mijn aanstaande ouders zich met elkaar en trouwden op 14 juni 1944. Na het huwelijk ging mijn moeder meevaren op het sleepschip de Windoe.
( Een afbeelding van een van de stoomsleepboten van de rederij "Vulcaan" passerend de Mäuseturm op een eilandje in de Rijn.)
Door de bezetting was de kapitein uiteraard een Duitser die op het achterschip zijn verblijven had. De matroos en de scheepsjongen hadden hun onderkomen op het voorschip.
Deze sleepschepen werden stroomopwaarts gesleept door een of meerdere sleepboten met achter hun een sleep van zes tot acht sleepschepen. Stroomafwaarts lagen de sleepschepen vaak met z'n tweeën naast elkaar en was er maar één sleepboot nodig.
Bij het bereiken van de grens tussen Zwitserland en Duitsland moesten de Nederlanders het schip verlaten, daar de Duitsers bang waren dat ze in Zwitserland de benen zouden nemen.
In 1944 maakten mijn ouders de bombardementen op de stad Mainz mee en overleefden dit wonder boven wonder. Het was in juli 1944 toen de schepen op de terugweg naar Nederland door de Duitsers in Eltville aan de ketting werden gelegd. Verder varen was niet toegestaan, daar de geallieerden reeds de zuidelijke Nederlanden waren binnen gevallen.
Zo kregen al de schippers van de aan de ketting gelegde schepen het bevel van de S.S. zo snel mogelijk de schepen te verlaten daar ze deze gingen opblazen met springladingen. Intussen waren de Amerikanen reeds op de westelijke Rijnoever aan gekomen. De scheepsjongen was niet snel genoeg naar de zin van de S.S.ers en werd in het gangboord doodgeschoten. Met dat we ze konden dragen, het hoognodige wat was toegestaan, verlieten de schippers de schepen.
In de nacht die hierop volgde besloten ze met de nog drijvende sloepen de Rijn over te roeien onder het spervuur door naar de Amerikanen om niet door de S.S. oostwaarts gedreven te worden.
Na een gevaarlijke oversteek de westelijke Rijnoever te hebben bereikt werden ze allemaal door door de Amerikanen gearresteerd, daar deze het verschil niet verstonden tussen Dutch en Deutsch en zodoende dachten dat ze Duitsers waren. Gelukkig werd dit probleem snel opgelost door een tolk die de Amerikanen bij zich hadden en werden ze ondergebracht in een opvangkamp van het Rode Kruis achter de gevechtslinies. In het opvangkamp van het Rode Kruis werden een ieder doorgelicht daar er ook veel zogenaamde vluchtelingen bij konden zijn die op 'Dolle Dinsdag' in Nederland de benen hadden genomen en vaak valse of gestolen identiteitspapieren hadden.
Uiteindelijk werden ze na een grondig onderzoek in juli 1944 ingeschreven door het Franse ministerie van 'Prisonniers, Déportés et Réfugiés.
Doorreizen naar Nederland was nog niet mogelijk, daar het land nog gedeeltelijk niet bevrijd was van de Duitse bezetting en het reizen door oorlogsgebied niet was toegestaan.
Uiteindelijk werden mijn ouders en nog een kleine groep Nederlanders overgeplaatst naar een opvanghotel, Hotel du Morvan, in Sant Honeré-Les- Bains waar ze voorzien werden van kleding en Franse voedselbonnen.
Tijdens het verblijf verdiende mijn vader een extraatje bij door de tuin (welke volledig een wildernis was geworden) van het hotel te onderhouden.
( De Franse distributiebonnen.)
Er werd pas in april 1945 begonnen om de Nederlanders, met behulp van de Nederlandse Missie bij de Franse regering, van reispapieren te gaan voorzien om terug te kunnen reizen naar Nederland dat intussen bevrijd was van de Duitse bezetting.
Alles bij elkaar zou het nog enige tijd gaan duren eer het zover was.
Op 2 juni 1945 aanschouwde ik dan het daglicht in het gemeenteziekenhuis van de stad Nevers. Op 4 juni werd ik ingeschreven op het gemeentehuis en verkreeg ik mijn "Bulletin de Naissance', mijn geboorte bewijs.
Zo werd ik dan ongewenst een vluchteling.
Volgens de vertellingen werden tijdens een kort oponthoud in Parijs voor de treinverbinding naar Nederland mijn luiers gewassen in de Seine.
Op 27 juni 1945 bereikten we Roosendaal. Meer bagage dan wat mijn ouders aanhadden en een wilgentenen wasmand met mijn persoontje erin hadden ze niet bij zich, buiten de verplichte reisdocumenten.
Na een strenge controle werden ze doorgestuurd naar Breda waar ze werden ondergebracht in de Gemeentelijke Evacuatiepost "Kweekschool", waar we een gezondheidsonderzoek moesten ondergaan of we geen besmettelijke ziekten onder de leden hadden. Op 29 juni 1945 keerden we terug naar Rotterdam om in een bevrijd maar zwaar beschadigde stad een nieuw leven konden gaan opbouwen en gaan werken aan een betere toekomst.
( Helaas zijn bij het verlaten van het schip de Windoe ook veel foto's uit die tijd verloren gegaan en is er ook op internet weinig terug te vinden over deze sleepschepen vloot van voor de oorlog.)
De beëdiging van de militairen vond plaats in november 1939 en werd mijn vader korperaal.
Op 10 mei 1940 brak voor Nederland de oorlog uit en schonden de Duitsers de neutraliteit door ons land binnen te vallen over land en vanuit de lucht. Zo maakte mijn vader zijn eerste gevechten mee tegen de indringer bij de vliegvelden Valkenburg en Ockenburg in Zuid-Holland.
Bij het bombardement van Rotterdam bleef het woonhuis van mijn grootouders, de ouders van mijn vader, maar net gespaard. De bommen vielen net op de hoek van de straat die uitkwam op de Schiedamseweg bij het Marconieplein.
Na de capitulatie van Nederland verliet mijn vader de militaire dienst en solliciteerde bij de haven waterpolitie in Rotterdam. Als tijdens zijn opleiding raakte hij in conflict met de bezetter en na het weigeren van een Duits geschoolde opleiding moest hij onderduiken. Zijn beide broers zaten reeds ondergedoken in Overijssel en het was mijn grootvader die met het idee kwam, dat ze je nooit zoeken in het hol van de leeuw.
Zo nam mijn vaders dienst als matroos op een van de sleepschepen van de Steenkool Handels Vereeniging, beter bekend als de Handels- en transport Maatschappij "Vulcaan".
Het Vulkaan duidde op de namen van schepen die allemaal vernoemd waren naar een vulkaan uit voormalig Nederlands Indië. Deze schepen onderhielden een dienst voor het vervoer van steenkolen van Rotterdam naar Basel.
In maart 1941 verloofden mijn aanstaande ouders zich met elkaar en trouwden op 14 juni 1944. Na het huwelijk ging mijn moeder meevaren op het sleepschip de Windoe.
( Een afbeelding van een van de stoomsleepboten van de rederij "Vulcaan" passerend de Mäuseturm op een eilandje in de Rijn.)
Door de bezetting was de kapitein uiteraard een Duitser die op het achterschip zijn verblijven had. De matroos en de scheepsjongen hadden hun onderkomen op het voorschip.
Deze sleepschepen werden stroomopwaarts gesleept door een of meerdere sleepboten met achter hun een sleep van zes tot acht sleepschepen. Stroomafwaarts lagen de sleepschepen vaak met z'n tweeën naast elkaar en was er maar één sleepboot nodig.
Bij het bereiken van de grens tussen Zwitserland en Duitsland moesten de Nederlanders het schip verlaten, daar de Duitsers bang waren dat ze in Zwitserland de benen zouden nemen.
In 1944 maakten mijn ouders de bombardementen op de stad Mainz mee en overleefden dit wonder boven wonder. Het was in juli 1944 toen de schepen op de terugweg naar Nederland door de Duitsers in Eltville aan de ketting werden gelegd. Verder varen was niet toegestaan, daar de geallieerden reeds de zuidelijke Nederlanden waren binnen gevallen.
Zo kregen al de schippers van de aan de ketting gelegde schepen het bevel van de S.S. zo snel mogelijk de schepen te verlaten daar ze deze gingen opblazen met springladingen. Intussen waren de Amerikanen reeds op de westelijke Rijnoever aan gekomen. De scheepsjongen was niet snel genoeg naar de zin van de S.S.ers en werd in het gangboord doodgeschoten. Met dat we ze konden dragen, het hoognodige wat was toegestaan, verlieten de schippers de schepen.
In de nacht die hierop volgde besloten ze met de nog drijvende sloepen de Rijn over te roeien onder het spervuur door naar de Amerikanen om niet door de S.S. oostwaarts gedreven te worden.
Na een gevaarlijke oversteek de westelijke Rijnoever te hebben bereikt werden ze allemaal door door de Amerikanen gearresteerd, daar deze het verschil niet verstonden tussen Dutch en Deutsch en zodoende dachten dat ze Duitsers waren. Gelukkig werd dit probleem snel opgelost door een tolk die de Amerikanen bij zich hadden en werden ze ondergebracht in een opvangkamp van het Rode Kruis achter de gevechtslinies. In het opvangkamp van het Rode Kruis werden een ieder doorgelicht daar er ook veel zogenaamde vluchtelingen bij konden zijn die op 'Dolle Dinsdag' in Nederland de benen hadden genomen en vaak valse of gestolen identiteitspapieren hadden.
Uiteindelijk werden ze na een grondig onderzoek in juli 1944 ingeschreven door het Franse ministerie van 'Prisonniers, Déportés et Réfugiés.
Doorreizen naar Nederland was nog niet mogelijk, daar het land nog gedeeltelijk niet bevrijd was van de Duitse bezetting en het reizen door oorlogsgebied niet was toegestaan.
Uiteindelijk werden mijn ouders en nog een kleine groep Nederlanders overgeplaatst naar een opvanghotel, Hotel du Morvan, in Sant Honeré-Les- Bains waar ze voorzien werden van kleding en Franse voedselbonnen.
Tijdens het verblijf verdiende mijn vader een extraatje bij door de tuin (welke volledig een wildernis was geworden) van het hotel te onderhouden.
( De Franse distributiebonnen.)
Er werd pas in april 1945 begonnen om de Nederlanders, met behulp van de Nederlandse Missie bij de Franse regering, van reispapieren te gaan voorzien om terug te kunnen reizen naar Nederland dat intussen bevrijd was van de Duitse bezetting.
Alles bij elkaar zou het nog enige tijd gaan duren eer het zover was.
Op 2 juni 1945 aanschouwde ik dan het daglicht in het gemeenteziekenhuis van de stad Nevers. Op 4 juni werd ik ingeschreven op het gemeentehuis en verkreeg ik mijn "Bulletin de Naissance', mijn geboorte bewijs.
Zo werd ik dan ongewenst een vluchteling.
TERUGKEER NAAR NEDERLAND.
Het was rond 20 juni 1945 toen ik met mijn ouders door het Rode Kruis op transport werd gezet naar Parijs om vandaar met de trein verder te reizen naar Roosendaal in bevrijd Nederland.Op 27 juni 1945 bereikten we Roosendaal. Meer bagage dan wat mijn ouders aanhadden en een wilgentenen wasmand met mijn persoontje erin hadden ze niet bij zich, buiten de verplichte reisdocumenten.
Na een strenge controle werden ze doorgestuurd naar Breda waar ze werden ondergebracht in de Gemeentelijke Evacuatiepost "Kweekschool", waar we een gezondheidsonderzoek moesten ondergaan of we geen besmettelijke ziekten onder de leden hadden. Op 29 juni 1945 keerden we terug naar Rotterdam om in een bevrijd maar zwaar beschadigde stad een nieuw leven konden gaan opbouwen en gaan werken aan een betere toekomst.
( Helaas zijn bij het verlaten van het schip de Windoe ook veel foto's uit die tijd verloren gegaan en is er ook op internet weinig terug te vinden over deze sleepschepen vloot van voor de oorlog.)
woensdag 23 april 2014
TWEEDE WERELDOORLOG - NEDERLAND ONTZET. SPOTPRENTEN (DEEL 2)
NEDERLAND UIT LIJDEN ONTZET 1945. (2)
DIT WAREN DE SPOTPRENTEN MET EEN LACH EN EEN TRAAN OVER VIJF JAAR DUITSE BEZETTING GEDURENDE DE TWEEDE WERELDOORLOG.
TWEEDE WERELDOORLOG - NEDERLAND ONTZET. SPOTPRENTEN (DEEL 1)
NEDERLAND UIT LIJDEN ONTZET 1945. (1)
OP 4 MEI HERDENKEN WE ZIJ DIE DEZE OORLOG NIET HEBBEN OVERLEEFD, ZIJN GEVALLEN IN DE STRIJD VOOR DE VRIJHEID, WERDEN AFGEVOERD NAAR VERNIETIGINGSKAMPEN OF OMKWAMEN DOOR DE HONGER.
OP 5 MEI HERDENKEN WE DE BEVRIJDING EN HET EINDE VAN DEZE OORLOG DIE VIJF JAAR DUURDE VOOR NEDERLAND.
Van de uitgever Kompas in Den Haag verscheen na het einde van de WO II een boekje met spotprenten over de WO II van Ton van Tast. Een 'OORLOGS-PRENTENBOEK' over vijf jaar bezetting.
Hierbij geen ondertiteling.
( Zie vervolg deel 2.)
dinsdag 22 april 2014
TWEEDE WERELDOORLOG - SPOTPRENTEN. (DEEL 2)
"HOU ZADEL".
Auto rijden ging alleen nog met een speciale vergunning van de Duitse bezetter, brandstof was op de bon en men zocht naar oplossingen zoals het rijden door middel van hout vergassing. Ook als je het fietsen amper had geleerd werd je vervoersmiddel door de bezetter in beslag genomen en luchtbanden waren helemaal niet meer verkrijgbaar, maar de Nederlander wist er weer wat op te vinden.
Is Nederland het volk der Dietsers?
Neen, wèg die term! het volk der Fietsers!
De baby rijdt, in deze landen,
Reeds vlug op luchtgévulde banden.
Hoe klinkt, op klinkerwegen knus
De klank van 'n klinkend-flinke kus!
Men fietst solistisch en in paren,
En jong van jaren, of grijs van heren....
Maar ook op asfalt, glanzend-glad,
Wordt elke weg tot rijwielpad.
12 uur! 't Kantoor-dicht! Fietsen-zee,
Sluit de geled'ren . . twee aan twee!
Zelfs 't huw'lijksaanzoek, zoo galant,
Gaat nuchter, in sportieve trant,
Hij vraagt, zij remt. En vol verstand
Smeedt men den band per rijwielband.
Is dan aldus 't gezin gesticht,
De tandem nuttig werk verricht,
Voor man, vrouw, kind noch hond hij zwicht.
De tandem torst . . . en doet zijn plicht.
Toen Rauter nu de fietsen eischte,
Ging men te voet. Dat was het wijste.
Aanvankelijk was het een succes
Niet groot, bij d' Höhere S.S.
En hoe j' er lekker buiten viel?
Je demonteert het voorste wiel,
Neemt die van zoonlief's autoped
En je ontduikt de Nazi-wet!
Wat éérst geschiedde voor misleiding
En voor de Duitse roof-bestrijding,
Wordt nú uit bandennood gedaan ...
Het auto-pedje gaat eraan....!
De frontberichten worden treurig,
De Duitser is niet meer kieskeurig,
Men weet: hij kan een boel verzwelgen,
Nu neemt hij zelfs de kale velgen....
Den Vader, die op voedsel uit-ging,
En, op zijn tocht, nog wel wat buit ving,
Neemt men het kostbaarst af: de fiets....
( 't Gezin eet pulp des suikerbiets...)