zaterdag 6 december 2014

SCHEEPSLIFTEN IN BELGIË - HELLEND VLAK VAN RONQUIÈRES. (DEEL 2)

WAAR SCHEPEN IN BAKKEN VERPLAATST WORDEN.

Het gebruik van hellingen onder hun meest elementaire vorm gebeurde reeds in de oudheid. De oude Egyptenaren verplaatsten hun schepen bij de stroomversnellingen in de rivier de Nijl reeds door ze op boomstammen de helling op- of af te rollen.
Drieduizend jaar geleden trokken de Chinezen hun kleine scheepjes op het droge over een rasterwerk van houten balken en assen.


                                                    ( Het hellend vlak van Ronquiéres.)

Op 9 maart 1957 stemde de Belgische regering in met het plan een groot aantal waterwegen te moderniseren en geschikt te maken voor schepen tot 1350 ton.
Er werd reeds veel gepubliceerd over het hellend vlak, wat reeds was toegepast in Frankrijk en Rusland.
Het moest een hoogte verschil van 68 meter gaan overbruggen. Men had reeds ervaring opgedaan met scheepsliften op het kanaal van het Centrum, maar een voor bij Ronquières zou nog groter moeten worden dan die bij Huodeng-Goegnis, Houdeng-Aimerier, Bracquegnies en van Thieu.

De werkelijke voorloper van het hellend vlak van Ronquières is misschien het omstreeks 1850 nabij Glasgow in Schotland verwezenlijkte kunstwerk. Dit kunstwerk omvatte een met water gevulde bak die een schip van ongeveer 50 ton kon bevatten, het geheel overwon een verval van 30 meter met een helling van 10%.
Het begin van de bouw van het hellend vlak van Ronquières was op 15 maart 1962 en het werd opgeleverd op 1 april 1968. Hiervoor werden de meest moderne technische middelen  in België gebruikt.
Een schaalmodel van 1/25 liet toe de werken te bestuderen vóór en tijdens de uitvoering ervan. 

Het vlak is 1432 meter lang en overbrugt een verval van 68 meter. Hellingsgraad 5%.
Het uitgraven van het uiteindelijke bed van het hellen vlak veroorzaakte een verplaatsing van twee miljoen vijfhonderdduizend kubieke meter rotsgrond: een miljoen zevenhonderdduizend kubieke meter losse grond: Twee miljoen vijfhonderdduizend kubieke meter rotsachtige ophogingen voor dijken: een miljoen honderdduizend kubieke meter aanaardingen voor de dijken en ten slotte zeshonderdduizend kubiek meter grond voor overige ophogingen.
Het gehele werk omvatte buiten het vlak, een aanleg van een weg aan beide zijden van het vlak, een kanaalbrug van 300 meter lengte en aan het hoogste punt een toren van 125 meter hoogte.

WERKING VAN HET HELLEND VLAK.

Het vlak sterkt zich uit over een lengte van 1432 meter waarop twee zware rails banen zijn aangelegd.
De  rolbaan heeft dus vier rails met een totale lengte van 35 kilometer.


Over deze rails worden twee metalen bakken van een lengte van 91 meter en een breedte van 12 meter met een hoogte van 3 tot 3,7 meter, gevuld met water verplaatst. Deze bakken zijn onafhankelijk van elkaar, ze kunnen samen stijgen en dalen ofwel een alternatieve dalende en stijgende beweging uitvoeren.
In geval van averij of onderhoud, is een enkele bak voldoende voor de scheepvaart.
Ieder bak kan een schip van 1350 ton, ofwel vier schepen van elk 300 ton bevatten.



Ieder bak rust op een stel van 236 wielen van zeventig centimeter doorsnede, die elk een last van 22 ton kunnen dragen. Het gewicht van een bak, gereed voor gebruik, varieert van vijfduizend tot vijfduizend zevenhonderd ton. Een tegen gewicht vertegenwoordigd een gewicht van vijfduizend tweehonderd ton.


Om in strenge winter ijsvorming in de bakken te voorkomen, werden de buitenkanten van de bakken bekleed met een thermische isolatie, bescherm door een dunne aluminium plaat.


Wat de tegengewichten aangaat is elk van deze samengesteld uit twee onafhankelijke onderdelen. gevuld met zwaar beton en gietijzer.
Deze contra- of tegengewichten rusten elk op 192 wielen, zoals deze der bakken, gegroepeerd in 2 rijen van 48 assen, die elk de last kunnen dragen door tussenkomst van veren. Ten einde de wrijving te beperken, zijn de rolwielen niet voorzien van een krans.


De tegengewichten liggen in een verdiepte goot zodat deze onder de bak met haar lading heen kunnen rijden.
Ook voor de tegengewichten werd 35 kilometer rolrails aangelegd.











De bak een het tegengewicht zijn met acht dikke staaldraden met elkaar verbonden door acht zware staaldraden. Zowel aan de bovenzijde als aan de onderzijde worden de bakken bij aankomst vastgegrendeld met hydraulische vijzels, waardoor zij bij het in- of uit varen van de schepen onbeweeglijk blijven. 


De tractiekracht bedraagt 270 ton voor het ophalen. Zij wordt verzekerd door acht staalkabels van 55 millemeter dikte en van 1500 meter lengte. De kabels lopen over een Koepe-trommel die de aandrijving verzekert. Deze trollen met een diameter van 5,5 meter is in twee helften verdeeld, die elk 3,3 meter breed zijn en 30 ton wegen. Hij wordt aangedreven door zes elektromotoren die elk een vermogen ontwikkelen van meer dan duizend pK.
In geval van een onverwacht elektrisch defect, verzekeren vliegwielen, die in totaal 30 ton wegen de stilstand van de bak met vertraging.

Langs de helling ligt een pijpleiding waardoor het hoogte verschil water stroomt, wat een turbinewiel aandrijft voor de opwekking van de elektriciteit.
Deze hydro-elektrische centrale met twee groepen turbogeneratoren van 1.500 kVA kunnen het gehele bedrijf van stroom voorzien bij het wegvallen van het elektrisch buiten net.
Elke dag stromen er maximum 200.000 kubieke meter water door deze pijpleiding. Dit water wordt gebruikt door de zeven sluizen die beneden in het kanaal naar het hellend vlak zijn gelegen  
Aan de bovenkant van het hellend vlak ligt een wacht bassin van 300 bij 60 meter. Hier kunnen de schepen tot 1350 ton aangemeerd worden.
Dit boven de grond gelegen bassin rust op zeventig betonnen kolommen van bijna 20 meter hoogte. en een diameter van 2 meter. Aan de onderzijde ligt een een zelfde bassin maar dit ligt in de vaste grond.

Een uit de richting van Charleroi komend schip, komt dus aan bij het bovenste bassin aan het hellend vlak. De deuren van het kanaal en de bak worden gelijktijdig geopend en het schip kan de bak binnenvaren.
Na het sluiten van de deuren van het kanaal en de bak, rolt de bak met het schip langs het hellend vlak, om 68 meter lager halt te houden. Op het ogenblik dat de verbinding met de bak en het beneden bassin is verwezenlijkt openen de de deuren van de bak en het kanaal en het schip de bak verlaten, in de richting van Brussel.

Na de sluiting van de Waalse steenkolenmijnen nam de functie van het hellen vlak langzaam af voor de beroepsscheepvaart, waardoor er werd gesproken dat het een van de 'grote nutteloze werken' is. Het is nu vooral de pleziervaart die gebruik maakt van de waterwerk 

(zie vervolg; Scheepsliften van het Centrumkanaal. Deel 3).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten