donderdag 4 november 2010

CHRISTOPHORUS COLUMBUS. (Deel 2)



CHRISTOPHORUS COLUMBUS. (2)





THE WAY WEST.




                       "Daar ligt Indië in het oosten en ik zal de weg vinden via de westelijke route".

DE EERSTE REIS.


Het originele logboek van deze eerste reis van Columbus is verloren gegaan, maar de inhoud is grotendeels bekend door Bartolomé de las Casa geredigeerde versie. Hoewel Columbus de dateringen, positiebepalingen en afgelegde afstanden nauwkeurig bijhield, hield hij de meeste gegevens voor zijn bemanning verborgen en gaf hun zo de indruk dichter bij huis te zijn dan in werkelijkheid.

De vloot van drie schepen vertrok uit de haven Palos de la Frontera, aan de oever van de Rio Tinto bij Heulva. Beide broers Martin- en Vincente Pinzòn voerden het bevel over de Pinta en de Niña. Columbus zelf was gezagvoerder op de Santa-Maria.

De Spaanse overheid liet de inwoners van het plaatsje Palos als straf voor eerder begane overtreding voor de kosten van de reis opdraaien. Na een tussenstop op de Canarische Eilanden, voor het uitvoeren van scheepsreparaties en het inslaan van proviand, begon de vloot op 6 september 1492 vanuit San Sebastián de la Gomora met een goede passaat wind aan de oversteek van de Atlantische Oceaan.

Op 12 oktober 1492 kwam er land inzicht. Columbus ging er vanuit in Indië aangekomen te zijn, maar het was het eiland Guanahani, een van de Bahama-eilanden. Hij noemde de bewoners Indianen. Verder ontdekte hij Cuba en Haïti (Hispaniola). Op kerstavond 1492 leed de Santa-Maria schipbreuk en kreeg hij van de inwoners van Haïti toestemming om een nederzetting te bouwen, die hij La Navidad noemde, de eerste Europese nederzetting in de Nieuwe Wereld. (Afgezien van de nederzettingen die de Vikingen reeds gebouwd hadden). Met de Niña keerde hij weer terug naar huis en kwamen ze in een zware tropische storm terecht, maar wisten uiteindelijk veilig de Azoren te bereiken. Op 4 maart 1493 bereikten de twee overgebleven schepen Lissabon, van waaruit hij naar de Spaanse Koning in Barcelona reisde.

DE TWEEDE REIS.



Nog in het zelfde jaar, 1493, in september vertrok Columbus met een vloot van 17 schepen uit de haven van de stad Cádiz. Het eerste land dat ze weer zagen na de oversteek was het eiland Dominca en zo ontdekten ze ook Guadeluope en Puerto Rico. Bij terugkeer op de nederzetting La Navidad, waar hij 39 bemanningsleden had achtergelaten, vernam hij dat deze allemaal door de Indianen waren omgebracht. Hij stichTte hierna een nieuwe kolonie op Hispaniola: Santo Domingo, de hoofdstad van wat nu de Dominicaanse Republiek is en riep hij zich zelf uit in naam van de Spaanse Koning tot Gouverneur. Voor weer terug te keren naar huis voer hij eerst westwaarts en ontdekte het eiland Jamaica en volgde daarna een groot deel van de zuidelijke kust van Cuba, waarvan ze dachten dat het een deel van het vaste land was. Bij terugkeer in Spanje gaf hij veel kostbare geschenken aan de koning en koningin.

DE DERDE REIS.
Gedurende de derde reis ontdekte Columbus in 1498 het vasteland van Zuid-Amerika, bij de rivier de Orinoco en het eiland Trinidad. Op Hispaniola kreeg hij te maken met muiterij en werden veel Indianen mishandeld en vermoord. Columbus trachtte orde op zaken te stellen, maar dat lukte hem niet. Intussen begonnen zijn vijanden aan het thuisfront zich te roeren en hem te beschuldigen van diefstal en machtsmisbruik.
Na steeds weer veel klachten over Columbus te hebben vernomen stuurde de Spaanse koning zijn gezant Francisco de Bobadilla naar de Nieuwe Wereld om deze klachten te onderzoeken. Deze Bobadilla was ook niet geheel onpartijdig. Bobadilla had een volmacht om Columbus en zijn broers gevangen te nemen en hun van alle rechten en titels te ontheffen, zoals "Admiraal der Oceanen". Columbus en zijn broers Diego en Bartolemeo hadden het getij tegen zich en vooral de aanwezige geestelijken van de Roomse Kerk. Ze werden het zelfde jaar, 1500, ontnomen van al hun titels en voorrechten, in de boeien geslagen en teruggevoerd naar Spanje, waar ze op 20 november 1500 aankwamen. Bobadilla verging met zijn schip op de thuisreis en daarbij verdween ook het belastende materiaal met de 'bewijzen' in de golven.

Na bijna twee maanden in de gevangenis doorgebracht te hebben, werd Columbus ontvangen door het Hof. Hij verzocht om eerherstel, maar daar ging het Hof niet op in, maar hij mocht wel zijn titels houden. Hij werd op vrij voeten gesteld en verloor het gouveneursschap van Hispaniola. Hij bleef vechten voor zijn eerherstel.


DE VIERDE REIS. Uiteindelijk kreeg Columbus, nadat men was overtuigd van zijn onschuld, toestemming in 1502 voor een vierde reis en ging hij opzoek naar een doorgang in Midden-Amerika. Hij was nog steeds in de overtuiging dat hij Oost- Azië had bereikt. Over een dergelijke doorgang werd geschreven in de reisverslagen van Marco Polo, waarmee vermoedelijk Straat Malakka werd bedoeld, tussen het Indonesische eiland Sumatra en het land Malysië. Hij bevoer de Midden-Amerikaanse kust tot Panama en ontdekte dat de 'Indiaanse' bevolking daar een hoger beschavingspeil hadden dan die op de eilanden. Columbus werd die reis regelmatig ernstig ziek en ook de schepen raakten door de paalworm in slechte staat. Uiteindelijk strandde hij op Jamaica, waar hij twee jaar verbleef eer er hulp kwam uit Santo Domingo in 1504. Een jaar later was hij terug in Spanje waar hij een teruggetrokken leven ging lijden.


                                                         (Overlijden en nawoord deel 3)




Geen opmerkingen:

Een reactie posten